Edwardian Cars

dedion2 Prior Home Next
Veteran Cars:

Edwardian Cars:

Between Wars:

Na Panhard-Levassor is De Dion-Bouton waarschijnlijk de meest invloedrijke autofabrikant in de beginjaren van de automobiel ter wereld geweest. In 1883 al richtten de graaf Albert De Dion, de technicus Georges Bouton en diens zwager Trépardoux het bedrijf De Dion Bouton et Trépardoux op. Het was een merkwaardig driemanschap: de rijke aristocratische graaf De Dion en de heel gewone arbeiders Bouton en Trépardoux.
Ze bouwden stoonvoertuigen en al in 1887 bouwden ze een stoomdriewieler die in staat was 60 km/uur te rijden. Voor de eerste automobiel-betrouwbaarheidsrit in 1894 (Parijs-Rouen) reden ze mee met een stoomtrekker die een aanhanger trok. Hoewel ze de snelste tijd maakten, wonnen ze niet de eerste prijs.
Rond die tijd expirimenteerde de graaf ook al met benzine-motoren, een ontwikkeling die Trépardoux niet zag zitten en in 1894 verliet hij het bedrijf, dat verder ging onder de naam De Dion-Bouton.

De firma sloeg meteen toe, want in 1895 presenteerde Bouton de eerste telg van een nieuwe motorengeneratie: een 1-cylinder luchtgekoelde motor van 137 cc die maar liefst 2.000 toeren per minuut kon draaien, voor die tijd een ongehoord aantal. Deze motoren werden ingebouwd in een soort motor-driewielers en waren meteen een gigantisch succes. Al snel kwamen er meerdere versies met grotere capaciteiten van deze motor. De motoren werden ook aan andere fabrikanten verkocht; meer dan 140 verschil- lende merken hebben ooit van De Dion-Bouton motoren gebruik gemaakt.

De eerste vierwieler van het merk verscheen in 1899 met een 1-cylinder watergekoelde motor van 402 cc. Ondanks de relatief hoge prijs werden er in 1901 toch al 1.500 van verkocht.

In 1902 kwam De Dion-Bouton voor het eerst met auto's met de motor voorin. Men kon kiezen uit motoren van 864 of 942 cc. In 1903 kwam daar de goedkope type Q bij (die ook wel de "Populaire" werd genoemd) met een motor van 698 cc. Deze lichte auto's werden zeer populair en maakten De Dion-Bouton tot één van de grootste autofabrieken ter wereld. Ook in 1903 kwam de eerste 2-cylinder.

De fabriek, niet sportief ingesteld, bouwde wel race motoren voor andere fabrikanten. Toch schreven ze in 1903 in voor de race Parijs-Madrid met een team van 4 voiturettes met 4-cylinder motoren van 2.545 cc.

Tot 1914 was het gamma zeer uitgebreid en complex. 1, 2 en 4 cylinder motoren waren leverbaar met verschillende capaciteiten en in 1910 was er weer een wereld-première in de vorm van de eerste in serie gebouwde V8-motor. In 1914 was deze motor er in drie uitvoeringen: 3,5 liter, 4,6 liter en 7,8 liter.

De Dion-Bouton kwam de Eerste Wereldoorlog, net als vele andere Franse fabrikanten, niet goed te boven. In 1919 kwamen ze met een 4-cylinder van 1.847 cc en twee V8-en. In 1923 werd de V8 afgeschaft. In 1924 kwam een luxueuze 4 liter 4-cylinder en in 1926 een goedkope kleine wagen met een 4-cylinder 1,328 cc motor. In 1927 was het afgelopen. De fabriek maakte nog wel een doorstart, maar dat lukte niet echt. In 1932 werd de personenauto productie definitief gestaakt.

De auto op de foto is een auto van het type AW uit 1908, voorzien van een Double Phaeton car- rosserie met een 4-cylinder motor van 1.767 cc (Collectie Mulhouse).
De Dion-Bouton is arguably the most influential car manufacturer in the early days of motring after Panhard-Levassor. In 1883 the count Albert De Dion, the technician Georges Bouton and his brother-in-law founded the De Dion, Bouton et Trépardoux company.
They built steam-driven vehicules and already in 1887 they built a three-wheeled steam-driven contraption capable of 60 km/h. For the first car reliability run in 1894 (Paris-Rouen) they built a heavy steam car with a trailer. They made the fastest time, but they did not win first prize (it was not a race).
Around that time, De Dion was also experimenting with petrol-engines. Trépardoux was not in favour of these changes and he left the company. In 1894 the company was renamed De Dion-Bouton.

In 1895 Bouton presented the first version of a new kind of engine: a single cylinder air cooled engine of 137 cc capacity, capable of 2,000 rpm, unheard of in those days! These engines were mounted in a tricycle and were an instant hit. Soon more versions with increasing capacities appeared on the market. The engines were also sold to other car manufacturers, no less than 140 different makes have been known to have used De Dion-Bouton engines.

The company's first 4 wheeler appeared apeared in 1899 with a single cylinder watercooled engine of 402 cc. Despite the high price 1,500 of those cars were sold in 1901.

1902 saw the first front-engined car. One could choose between engines of 864 or 942 cc. In 1903 the cheap type Q (also called the "Populaire", see elsewhere in the picture gallery) was added to the range. It was equipped with a single cylinder engine of 698 cc. These light cars were very popular and turned De Dion Bouton into one of the most important car manufacturers in the world. 1903 also saw the first 2-cylinder engine.

The not very sporting company manufactered race engines for other constructors, but in 1903 they entered a team of cars for the Paris-Madrid race: 4 cylinder racing voiturettes of 2,545 cc capacity.

Until 1914 many models with many different engines were available which did not make things much easier. In 1910 De Dion-Bouton introduced the first "mass-produced" V8 engine in the world. In 1914 this engine could be ordered in 3 guises: 3.5 litre, 4.6 litre and 7.8 litre.

Like so many other French manufacturers, the Great War was not favourable to De Dion-Bouton. In 1919 they introduced a 4-cylinder, 1,328 cc car and two V8's. In 1923 the V8's were abandoned and in 1924 a luxurious 4 cylinder 4 litre car was introduced. 1926 saw a new cheap small car with a 4 cylinder 1,328 cc engine. This could not turn the tide, however, and in 1927 it was all over. The factory tried again, but not successfully. In 1932 the last passenger car was produced.

The car in the picture is a type AW, built in 1908 and equipped with Double Phaeton bodywork and a 4-cylinder engine of 1,767 cc capacity (Mulhouse collection).


Ilsjaro logo
© 1998/1999 Ilsjaro Co.